Als kind wilde ik een röntgenbril om dwars door de kleren en de huid van anderen heen te kijken. De aanwezigheid van spieren, organen, botten en bloed kon ik maar moeilijk rijmen met hetgeen ik aan de buitenkant kon zien. Dat iedereen de hele dag met die vreemde binnenwereld rondliep en deed alsof het niets was. Er was nog een andere laag: de gedachten, ideeën en gevoelens die in de binnenkant van het lichaam huizen. Daarvan zou je met een röntgenbril toch sporen moeten kunnen zien?
Na de academie heb ik een paar jaar in de anatomische collectie van de Leidse Universiteit getekend om daar die binnenkant, de materie waaruit we zijn opgebouwd, te bestuderen. Ik tekende – en dat is een zeer intensieve manier van kijken - het menselijk lichaam talloze keren in eindeloze variaties. Ik kon het stoffelijk omhulsel niet los zien van gevoelens als angst, verlangen, verzet en overgave. Driften en emoties die zo’n sturende functie in je leven hebben. Ik vind het nog altijd vreemd dat deze onzichtbaar in het lichaam zijn en geen vaste vorm hebben gekregen zoals ons hart, lever of longen. Want deze emoties en gedachten leren je om te gaan met anderen, met je eigen (on)vermogen, met verlies en de eindigheid van ons bestaan. Voor deze existentiële vragen en oerdriften zoek ik een vorm.
Daarom teken ik.
|